Halfpipe, reuzenslalom, snowboardcross – de vele snowboardendisciplines kunnen nauwelijks meer van elkaar verschillen. Op de Olympische spelen in 2018 vonden in totaal 5 disciplines plaats. Binnen de FIS Wereldbeker zijn er op dit moment zes disciplines. De freestyledisciplines gaan dan weer binnen de TTR World Snowboard Tour door. Maar welke disciplines bestaan er zo? SnowTrex stelt de snowboard disciplines voor.
Snowboard disciplines en hun verschillen
Niet alleen de skiërs vatten in de herfst het wereldbekerseizoen aan. Ook de snowboarders gaan de puntenstrijd aan – en dat al in augustus. Het is echter niet zo gemakkelijk om een wereldbeker voor snowboarders te organiseren. De FIS-evenementen zijn namelijk niet de enige waarop de snowboardelite zich meet. Nog tot de winter van 1997/98 was de wereldelite zelden te zien bij FIS-wedstrijden. Maar sinds de punten in de FIS Wereldbeker over een deelname aan de Olympische Spelen beslissen, is dit veranderd. De Snowboard FIS Wereldbeker bestaat uit zes disciplines: naast big air ook snowboardcross, parallel reuzenslalom, parallelslalom, slopestyle en halfpipe. De freestyle snowboard disciplines worden binnen de TTR World Snowboard Tour georganiseerd. De TTR World Snowboard Tour, die georganiseerd wordt door de twee overkoepelende organisaties TTR (Ticket to Ride) Pro Snowboarding en de WSF (World Snowboarding Federation), omvat de disciplines halfpipe, slopestyle en big air.
Sinds 1998 is de halfpipe ook een Olympische discipline – met Nicola Thost als eerste winnares-, sinds 2002 de parallel reuzenslalom, sinds 2006 de snowboardcross en sinds 2014 de slopestyle. Big air werd bij de Olympische Winterspelen in 2018 voor het eerst in het programma opgenomen. In 1998 werd naast de halfpipe ook eenmalig de reuzeslalom georganiseerd, de parallelslalom stond enkel in 2014 op het programma. SnowTrex werpt een blik op de disciplines van de wereldbeker snowboarden en hun verschillen.
Big air
Big air is dankzij de hoogte en de “airtime”, de tijd die de snowboarders in de lucht hangen, waarschijnlijk de meest spectaculaire snowboarddiscipline. De afzonderlijke runs bestaan uit een enkele sprong over een hoge kicker, waarbij de riders in de lucht de meest uitdagende trucs uitvoeren met rotaties en grabs. De truc wordt dan door een jury beoordeeld volgens moeilijkheidsgraad, hoogte, uitvoering, stijl en landing. Big air was lang vooral een mannelijke discipline. Ondertussen concurreren vrouwen hier ook. De discipline vond het eerst plaats op de Olympische Spelen van 2018 in Pyeongchang, Zuid-Korea. De Oostenrijker Anna Gasser won bij de vrouwen, de Canadees Sébastien Toutant won bij de mannen.
Snowboardcross
Deze discipline combineert de verschillende onderdelen van het snowboarden, freestyle en alpine, met elkaar. Vier snowboarders nemen het tegen elkaar op. De riders moeten een kunstmatig aangelegd hindernissenparcours afleggen met scherpe bochten, jumps, hoogteverschillen, poorten, hobbels en allerlei hellingen. De wedstrijd werkt volgens het knock-outsysteem, waarbij de twee snelste atleten naar de volgende ronde gaan. Spectaculaire botsingen en valpartijen zijn niet ongewoon, daarom is lichaamsbescherming in de vorm van verstevigde pakken, kinbescherming en helm bij snowboardcross verplicht. De snelste 2 (bij 6 deelnemers 3) gaan door naar de volgende ronde.
Parallel reuzenslalom
De slalomwedstrijden zijn klassieke disciplines die vergelijkbaar zijn met die van de alpiene skiërs. Het parcours van de parallelslalom loopt over een hoogteverschil van ongeveer 120 tot 200 m. De driehoekige poortjes – waarvan er ongeveer 40 zijn – worden telkens op ongeveer 25 m afstand geplaatst. Op de slalomhelling worden 2 sporen naast elkaar afgebakend – een met rode en een met blauwe poortjes. Tijdens de kwalificaties boarden de deelnemers individueel over de blauwe of de rode piste. Aan de kwalificaties nemen 32 snowboarders deel, die het parcours elk twee keer individueel afleggen. In de finale nemen de beste 16 het tegen elkaar op volgens het knock-outsysteem, in twee runs. Na de eerste run wordt van piste gewisseld. In de tweede run wordt gestart met het verschil uit de eerste run. Wie dan als eerste over de finishlijn gaat, gaat door naar de volgende ronde of wint uiteindelijk. In tegenstelling tot de freestyledisciplines, waar oriëntatie in de lucht, moed en acrobatie een rol spelen, zijn bij de racewedstrijden vooral techniek, snelheid en zenuwen beslissend. Overigens: in 2002 werd de reuzenslalom vervangen door de parallel reuzenslalom.
Parallelslalom
De organisatie bij de parallelslalom verloopt hetzelfde als bij de parallel reuzenslalom, met als enige verschil dat de poortjes dichter bij elkaar staan: op een afstand van ongeveer 12 m. Het hoogteverschil bedraagt bij deze discipline 100 tot 150 m. De wereldbekerfinale in de parallelslalom vindt zoals de vorige jaren in Winterberg plaats.
Slopestyle
Sinds 2014 is ook slopestyle een Olympische discipline. De opdracht voor de riders: een freestyleparcours doorkruisen en in elke run – telkens twee zowel in de kwalificaties als in de finale, enkel de beste run telt – zo veel mogelijk elementen, van jumps tot andere trucs integreren en verschillende obstakels met elkaar combineren. Vervolgens beoordeelt een jury de trucs op uitvoering, technische moeilijkheid, hoogte, verte en zuiverheid – net zoals bij de discipline halfpipe. De freestyle trucs kunnen grofweg in de volgende categorieën worden onderverdeeld: spins (rotaties om de eigen lichaamsas), grabs (grepen om het snowboard), grinds (trucs op een rail), en flips (rotaties om de horizontale as).
Halfpipe
Het is de koning snowboarddiscipline. Bij de Olympische spelen is de halfpipe een “superpipe”. In een 150 tot 170 m lange, 19 tot 22 m brede en bijna 7 m hoge halfpipe is het de bedoeling om van de ene naar de andere kant te snowboarden en je over de coping, de bovenste rand van de halfpipe, te katapulteren en verschillende trucs zoals acrobatische jumps, spins, handstanden en salto’s uit te voeren. Dat alles wordt dan beoordeeld door zes juryleden. De belangrijke criteria: de hoogte van de jumps, de moeilijkheidsgraad, de techniek, de variatie en de style.